Bij het bieden van spoedhulp moet soms kinder- en jeugdpsychiatrie worden ingeschakeld. De ene hulpverlener doet dat eerder dan de ander. Want je wilt een kind niet onnodig een medisch circuit insturen, maar je wilt ook passende zorg bieden. Hoe kom je tot de beste keuze voor een jongere en het gezin? Frits Boer, emeritus hoogleraar kinder- en jeugdpsychiatrie bij het AMC, biedt handvatten.
Lees dan:
Kompas Kinder- en jeugdpsychiatrie
Voor de jeugdzorg, poh-ggz, basis-ggz, jeugdgezondheidszorg en het onderwijs.
Bestellen
“Stel: je hebt te maken met een suïcidale jongere. Of met een jongere die het geweld niet schuwt om zijn verzorger te laten doen wat hij wil. Dat zijn de situaties waar jeugdhulpverleners soms mee worden geconfronteerd. Meestal hoor je de verhalen dat de jongere in bescherming moet worden genomen tegen zijn omgeving. Maar soms is het ook andersom. Dan moet de jongere tegen zichzelf in bescherming worden genomen. Of moet zijn omgeving tegen die jongere worden beschermd.
De hulpverlener van die case moet geduld kunnen opbrengen. Wanneer je uitstraalt haast te hebben, klappen kinderen dicht. En veranderingen die je op gang wilt brengen bij kinderen in ontwikkeling hebben tijd nodig. Maar soms is er geen tijd voor geduld en moet er snel en doortastend worden gehandeld.
Dat geldt bij suïcidaal gedrag, maar ook bij stoornissen die onbehandeld snel kunnen verergeren en daarmee gevaarlijk worden voor het kind of zijn omgeving, zoals een delier, een manie, sommige gevolgen van drugs- of alcoholmisbruik en een psychose. Ten slotte zijn er situaties waar snel behandeling moet worden ingezet, omdat de problematiek anders veel minder goed kan worden beïnvloed, zoals bij een conversie, waarbij een kind ernstige lichamelijke symptomen of uitval vertoont zonder lichamelijke oorzaak, en bij een weigering om naar school te gaan.”
<
>
“Stel je voor dat je wordt gebeld door de intern begeleider van een school over een jongen die suïcidale uitspraken heeft gedaan. Wanneer hij werkelijk suïcidaal is, bestaat er geen twijfel. Hij moet dan met spoed worden gezien door een kinder- en jeugdpsychiater. Maar stuur je alle jongeren die zich wel eens suïcidaal uiten naar de Jeugd GGz, dan ontstaan er enorme wachtlijsten. Een suïcidale uitspraak is natuurlijk een schreeuw om hulp, maar lang niet altijd is er een werkelijke suïcidedreiging.
Hoe zoek je dat goed uit? Wanneer je hoort dat het om een jongen van acht jaar gaat, zal je misschien minder spoed maken dan bij een jongen van vijftien en eerst eens rustig in gesprek gaan met de jongen en zijn omgeving.
Maar als je dan hoort dat de vader van die achtjarige jongen een paar maanden daarvoor een eind aan zijn leven heeft gemaakt, zal je zo’n uitspraak weer een stuk serieuzer nemen.
Bij de afweging hoe te handelen – schakel je wel een niet een jeugdpsychiater in? – verzamel je zoveel mogelijk adequate informatie. Daarmee maak je een soort beslisboom. Die vaardigheid kun je trainen.
Andere beelden, zoals delier, manie en psychose bij jongeren zijn zeldzamer dan suïcidale uitspraken, zodat veel professionals in de jeugdhulp hier (gelukkig) geen ervaring mee hebben. Maar dan is het direct inschakelen van een kinder- en jeugdpsychiater essentieel.”
<
>
“Bij ernstige psychische problematiek is het vaak nodig om bij het geven van spoedhulp de Jeugd GGZ of kinder- en jeugdpsychiatrie te betrekken. Dat kan consultatief, dat kan als primaire behandelaar. Maar wat is ernstige psychische problematiek? In feite is dat een extreme variant van normale en nuttige eigenschappen. Zo kan een angststoornis een extreme vorm zijn van een verlegen karakter en ADHD een extreme vorm van een levendig, nieuwsgierig karakter. De vraag waar normaal overgaat in overmatig, en vervolgens waar overmatig overgaat in verstorend c.q. ernstig verstorend, laat zich niet eenduidig beantwoorden. De een neigt er eerder toe te denken: ‘Dit is toch normaal?’ en de ander denkt sneller: ‘Dat is toch zorgelijk?’. De interpretatie hangt af van iemands karakter en beroepservaring. Beide stijlen kennen kansen en risico’s.
Bij ‘Dit is toch normaal’ voorkom je onnodige stigmatisering en overbodige intensieve hulp, maar loop je het gevaar kinderen die dringend hulp nodig hebben te kort te doen. Bij ‘Dit is toch zorgelijk’, doe je misschien aan over-diagnostisering, maar de kinderen en gezinnen die werkelijk specialistische hulp nodig hebben zijn daar dan wel van verzekerd.
Daarnaast zijn alle labels die wij nu hanteren om psychische stoornissen te benoemen slechts voorlopige aanduidingen. Kinderen zijn meer dan hun diagnose, en er is een enorme overlap tussen de verschillende stoornissen. Het hangt af van de bril waarmee je kijkt, hoe je problemen benoemt. Dat je vraagtekens kunt zetten bij de manier waarop kinderen worden gelabeld, wil zeker niet zeggen dat het met hun problemen ook wel zal meevallen. Integendeel, psychische stoornissen kunnen kinderen, jongeren en hun gezin zwaar belasten.”
<
>
Samen met Frank Verhulst schreef Frits Boer het Kompas Kinder- en jeugdpsychiatrie. Daarin laten ze zien voor welke emotionele, gedragsmatige of relationele problemen het nodig is met spoed te handelen en wanneer een rustiger tempo mogelijk is.
Na de keuze tussen spoed en normaal tempo is de afweging mogelijk om direct door te wijzen naar de Jeugd GGz, een consult aan te vragen of te wachten met het inschakelen van de Jeugd GGz. Het Kompas biedt hiervoor overzichtelijke schema’s.
Frits Boer wijst nadrukkelijk op ‘de gebruiksaanwijzing’. “Het laatste wat we willen is simplistische afvink-besluitvorming in de jeugdhulp. Het gaat er vooral om een goed beeld van een jongere en zijn omgeving te krijgen, zonder te snel op het spoor van een bepaalde diagnose terecht te komen. Pas dan kun je kiezen voor de beste hulp.”
Intro
Meer weten?
De situatie
De interventie
De interpretatie
Zo kies je
En nu de praktijk
‘Niet op één hoop gooien’
“Eigenlijk zien wij veel psychiatrische problemen voorbij komen in de praktijk. Ik herken veel in het verhaal van Frits Boer. Maar er zijn zeker eye-openers, die ik morgen al nodig kan hebben. Bij conversie dacht ik: dat is niet van ons. Maar dat is het dus wel. Het onderscheid tussen schoolweigering en spijbelen vind ik ook waardevol. Je kunt het niet op één hoop gooien.”
Henk van Tilburg, Entréa
‘Kritischer over eigen handelen’
“Wij schakelen regelmatig de GGz in. Maar je kunt je afvragen of dat terecht is. Durven we zelf geen beslissing te nemen? Hebben we te kampen met handelingsverlegenheid? Wij moeten beter nadenken wanneer we de GGz moeten inschakelen en kritischer zijn op ons eigen handelen. Meer kennis leidt tot een betere afweging.”
Petra Crombach, Xonar
‘Meer samenwerken’
“Constateren wij schoolverzuim, dan handelen wij vanuit onze pedagogische achtergrond. Terwijl schoolverzuim ook een psychiatrisch probleem kan zijn. De GGz gaat over crisis in gemoedsrust. Wij over crisis in opvoedingssituatie en veiligheid in het gezin. Dat is breder. Wij zouden de GGz meer moeten inschakelen. Meer moeten samenwerken. Elkaar kennen. Daar liggen kansen om kinderen beter te helpen.”
Femke van Krimpen, Oosterpoort
‘Regionaal organiseren’
“In de toekomst zullen wij steeds meer samenwerken met de GGz. Daarom is het belangrijk inzicht te hebben in hoe zij denken en hoe wij in het werk staan. Jeugdzorg denkt oplossingsgericht, GGz meer probleemgericht. Je zult elkaar ergens in het midden vinden. Jammer dat hier geen mensen van de GGz zijn. Maar dat moeten we dan maar regionaal organiseren.”
John Ansems, Lijn5